De EPA’s voor de Basis Acute Zorg werden als eerste EPA’s ‘in gebruik genomen’. Al snel bleek dat de omschrijving van kennis, vaardigheden en gedrag in de EPA’s in de praktijk meer duiding nodig had, om in de toenemende behoefte aan uniformiteit in opleiden te kunnen voorzien. Theorie-opleiders en CZO Flex Level besloten om voor de BAZ en de uitstroomprofielen binnen het cluster acute zorg én voor langdurige zorg en moeder & kind landelijk gedragen theorie te ontwikkelen. Omdat de theorie onderdeel uitmaakt van de EPA’s kán het gezamenlijk formuleren van theorie leiden tot voorstellen voor bijstelling van die EPA’s. Dit speelt met name bij het cluster acute zorg, omdat die EPA’s al anderhalf jaar geleden opgeleverd zijn. Bijstelling vindt nooit plaats zonder het werkveld te consulteren. Hoe lopen de trajecten? Projectleiders en betrokkenen uit de verschillende clusters vertellen.
Hellen van der Weijden, LUMC, projectleider langdurige zorg
Wat is het belang van de landelijk gedragen theorie?
In het cluster Langdurige Zorg hebben we een grote diversiteit aan opleidingen. Er zitten ook een aantal functie-overstijgende EPA’s in de opleidingen. Het is belangrijk om deze met elkaar af te stemmen. Omdat we deze EPA’s voor meerdere opleidingen gebruiken. Dat zijn de EPA’s over de palliatieve fase en de stervensfase. Die zijn zowel voor de neurologie als de oncologie als de geriatrie in gebruik. Daar zit een groot belang.
Het is daarnaast belangrijk om het samen te doen omdat studenten dan uitwisselbaar zijn in het land. Als je ergens anders gaat werken tijdens je opleiding kun je gebruik maken van vrijstellingen. Met het oog op uniformiteit is het gezamenlijk afstemmen van de theorie een groot goed.
Wat levert het op?
Wat het oplevert is dat de thema’s waar je onderling misschien een andere invulling aan geeft, meer kunt uniformeren. De landelijk gedragen theorie is echt de basis voor elke opleiding. Daarnaast kun je iets aanvullends doen, couleur locale zoals we dat noemen. In de basis kijk je goed naar de woordkeuze bij bepaalde thema’s. Dat je daar hetzelfde mee bedoelt. Daarnaast levert het ook de verbinding tussen de verschillende opleidingen op.’
Hoe gaat het cluster LZ te werk om tot die theorie te komen?
In december 2021 hebben we het plan van aanpak geschreven. We hebben eerst geïnventariseerd in het land wie zich allemaal met deze opleidingen bezighoudt, dat is een grote en diverse groep. We hebben vier tot zes werkgroepleden per opleiding ingedeeld en vanuit die werkgroepleden, kerngroepleden geselecteerd zodat in de kerngroep elk opleidingsinstelling is vertegenwoordigd. We hebben heel pragmatisch de EPA’s neergezet in een Teams-omgeving per opleiding. Daar kunnen deelnemers zelf onderwerpen bijschrijven. Die bespraken we met elkaar in een eerste sessie. In een tweede sessie, die staat voor ons in februari op de planning, gaan we deze ook weer bespreken.
Elk werkgroeplid heeft weer een eigen achterban en ook die schrijft mee. Dat is een grote groep, maar als je het hebt over landelijk gedragen theorie dan moet je dat niet met vier of zes mensen vaststellen maar echt met je achterban samendoen.
We moesten echt even op de rit komen met elkaar, maar je ziet de chemie en het enthousiasme ontstaan in die sessies. We zitten nu in een fase dat we echt aan de slag gaan. Het nieuwe denken en flexibel opleiden gaat nu echt vorm krijgen. We doen het samen, iedereen heeft de kans om aan te haken en zijn bijdrage te leveren.
Waar zijn jullie trots op?
We gaan flexibel opleiden, opleiders zijn ook flexibel ingestapt in het leveren van hun bijdrage. Het is best kort tijd, toch werkt iedereen mee om er invulling aan te geven. Ik ben heel blij met de inzet van iedereen en de goede samenwerking. Daar zit ook de kracht, door de samenwerking worden de mensen enthousiast en als je enthousiast wordt, wil je meer bijdragen leveren.
Angelie Faber, Erasmus MC, projectleider moeder & kind
Wat is het belang van de landelijk gedragen theorie?
Het goed duiden van de onderwerpen waarmee je ook de onderlinge samenwerking tussen de instituten bewerkstelligd. Maar ook dat het uiteindelijk een goede flexibilisering voor de verpleegkundige die zich specialiseert op gaat leveren.
Wat levert het op?
Een intensieve samenwerking. Nu bij de theorie, maar eerder ook al bij de oplevering van de EPA’s. Rondom flexibilisering kijken we echt goed welke thema’s onder EPA’s vallen, zodat het voor de student zo overzichtelijk mogelijk wordt. We hebben het er nu al over of we de samenwerking hierna kunnen voortzetten. We staan echt open voor elkaars ideeën, je ziet bij sommige mensen echt een kentering in de gedachtegang. We zijn bezig met de onderwerpen en niet zozeer met hoe we het gaan aanbieden.
Hoe gaat het cluster moeder & kind te werk om tot die theorie te komen?
We hebben een Teams-omgeving ingericht bij de kick-off. Ieder instituut heeft een afvaardiging geleverd, sommige specifiek voor een opleiding. Anderen kijken over opleidingen heen. Het is een gevarieerde groep. We zijn van start gegaan met een goede voorbereidende opdracht aan iedereen.
Tijdens de kick-off hebben we werkgroepen gevormd. In de werkgroepbijeenkomsten zijn we ook over de clusters van opleidingen heen gaan kijken ten aanzien van functie-overstijgende EPA’s maar ook waar zitten de linken naar elkaar binnen de verschillende opleidingen. Omdat de herziene EPA’s eind vorig jaar zijn opgeleverd en de samenwerking al heel intensief was, merkte je al dat iedereen in een flow van ‘doorpakken’ zat.
Buiten de werkgroepbijeenkomsten zijn mensen ook heel enthousiast aan de slag gegaan om de onderwerpen goed te duiden. Feedback wordt verwerkt en soms wordt er nog iemand uit een werkgroep bijgehaald voor een frisse blik.
Waar zijn jullie trots op?
Naast de fijne samenwerking is het ook goed om te zien hoe enthousiast en gemotiveerd iedereen is om hier aan te werken. We hebben hetzelfde doel.
Wat ook een goede uitkomst is, is dat de projectleiders van de drie clusters bij elkaar geweest zijn om de verbinding te zoeken. Samen kijken waar winst te behalen is over de clusters heen. Dat nemen we mooi mee. De intentie is om dit vaker te gaan doen.
Barbara van der Wielen, Amsterdam UMC, opleider acute zorg
Wat is het belang van de landelijk gedragen theorie?
Het geeft eenduidigheid, waardoor het niet alleen flexibiliteit biedt in het opleiden an sich, maar het biedt ook flexibiliteit voor de student en instellingen. Iedereen heeft straks hetzelfde theoretische kennisniveau. Daarnaast wordt het vrijstellingenbeleid makkelijker.
Wat levert het op?
Een niveau van kwaliteit aangaande theoretische kennis. En dat er in de praktijk flexibeler omgegaan kan worden met een professional met een aantal EPA’s in zijn rugzak. De randvoorwaardelijkheden voor bekwaam verklaren, daarvoor ben je gedekt. De EPA’s zijn niet alleen voor de praktijk maar ook de theorie komt overeen. Dat gaat heel veel winst opleveren.
Hoe gaat het cluster AZ te werk om tot die theorie te komen?
Iedere onderwijsinstelling heeft een afgevaardigde. Ik ben coördinator acuut cluster Amsterdam UMC en ik leg werkdocumenten heel gericht bij mijn achterban neer voor feedback. De IC-EPA’s leg ik neer bij de opleiders van de IC. Zij zitten er met hun kwaliteitsgroep in waarbij ze de curricula af stemmen op de EPA’s, zij krijgen ook input uit de regio’s. Dat verwerken zij in hun feedback. Zo proberen we de behoefte vanuit de praktijk ook nog mee te nemen. Het is eigenlijk een drietrapsraket.
Het vraagt best veel van collega’s toch is het tot nu toe gelukt om binnen de deadlines feedback te geven. Je probeert de grote gemene deler te vinden en datgene waar je als onderwijsinstelling zelf voor staat.
Voor het cluster AZ is het in die zin ingewikkeld omdat de EPA’s al waren vastgesteld en vrijgegeven. Wij gaan eigenlijk een exercitie achteraf doen, we gaan nu pas de theorie finetunen. Dat geeft voordelen, je kunt ook andere zaken die in de EPA’s staan tegen het licht houden, maar dat maakt het niet per definitie makkelijker. Mensen voelen dan de ruimte om opnieuw hun mening te geven en over bepaalde zaken te discussiëren. We hebben het nu vooral over theorie (het wat) en niet over specificaties en de invulling van het onderwijs (het hoe), daar moet je tussen laveren.
Waar zijn jullie trots op?
Wat ik mooi vind is, dat door de band genomen, de basis bij iedereen eigenlijk al best wel hetzelfde is. Dat had ik niet verwacht. We spreken dezelfde taal, dat is heel prettig samenwerken. We staan niet zo ver van elkaar af als we misschien wel dachten.
Het is heel bijzonder om met zoveel verschillende aanbieders om tafel te zitten. Het zijn hele intensieve bijeenkomsten, die niet altijd zo efficiënt zijn als de projectleiders van tevoren hopen, maar we komen wel ergens. Je komt er altijd vol ideeën uit. Dat geeft energie.