De implementatie van CZO Flex Level binnen zorgorganisaties en opleidingsinstellingen is in volle gang. Dat betekent dat we steeds meer kennis en ervaringen kunnen delen. In een serie artikelen laten we ervaringsdeskundigen aan het woord over flexibel opleiden. Dit keer is het de beurt aan Marie-Christine Vissers, ooit oncologie-hematologieverpleegkundige en via het opleiderschap nu coördinator verpleegkundige vervolgopleidingen op de Erasmus MC Academie. ‘Onder haar’ vallen vijftien verpleegkundige vervolgopleidingen moeder en kind en langdurige zorg opleidingen. Zij vertelt over het ondersteunen van het werkplekleren vanuit de theorie. Ook geeft zij haar bevlogen visie op flexibel opleiden. Hoe gaat het er nu echt aan toe op de werkvloer.
Marie-Christine: ‘De Erasmus MC Academie verzorgt verpleegkundige vervolgopleidingen voor Erasmus MC en een zestigtal zorginstellingen. Dit doen we zowel op de Academie als op externe locaties. Als zorgprofessional ben je zelf verantwoordelijk voor het borgen van je deskundigheid. Leren en ontwikkelen is een continu proces waarin je proactief op zoek gaat naar nieuwe kennis, nieuwsgierig bent en vragen stelt wanneer je er zelf niet uitkomt. De Erasmus MC Academie ondersteunt bij het leren en ontwikkelen van deze zorgprofessionals, zowel op de vakinhoudelijke expertise als bij het ontwikkelen van verpleegkundig leiderschap. Leren in de zorg is een continu proces en essentieel voor iedere zorgprofessional om goede zorg te kunnen bieden.’ Ze vervolgt: ‘Om aan te sluiten bij de zorgprofessional van nu, werken we aan flexibele en gevarieerde leertrajecten. Deze flexibiliteit sluit aan bij het gepersonaliseerd leren afgestemd op de leerbehoefte, de beginsituatie en de leercompetenties van de zorgprofessional. Daarnaast ben ik een fervent voorstander van het verzilveren van eerder verworven competenties waardoor leertrajecten veel efficiënter en op maat worden gevolgd.’
Werkplekleren
‘Op de werkplek vindt het grootste gedeelte van het leren plaats. Op de werkplek leer je zoveel, denk aan de complexe casuïstiek die zich dagelijks voordoet op de afdelingen. Ook zorginstellingen zien de kracht van het leren op de werkplek en gaan op zoek naar mogelijkheden om de zorgprofessional op de werkplek toe te rusten met de nodige kennis, inzichten en vaardigheden op de specialistische afdelingen.
Ik zie dat zorginstellingen onderling en in afstemming met de academie aan de slag gaan om het werkplekleren vorm te geven. Ik stel mij voor dat het opleiden van zorgprofessionals er over enkele jaren heel anders uit ziet. De werkomgeving als een dynamische, veilige leeromgeving waar de beginnende en ervaren zorgprofessionals samen nieuwe kennis en inzichten verwerven en direct toepassen in de praktijk. Opleidingsinstituten bieden dan nog uitsluitend onderwijs aan dat niet op de werkplek kan worden aangeleerd en hebben naar de zorginstellingen toe een adviserende rol,’ concludeert Marie-Christine.
Ze legt verder uit: ‘Ik merk dat op dit moment de praktijken heel wisselend kijken naar de veranderingen die op hun af komen.
De praktijk is in de lead, maar wat betekent dit concreet? We zien ook een verschillende dynamiek. De ene instelling heeft het praktijkbeleid al bijna klaar en het andere praktijkveld vraagt aan ons als theorieaanbieder om kaders die richting geven aan het ‘bekwaam verklaren’ en ‘EPA’s toevertrouwen’. Wij hebben daarom verschillende bijeenkomsten georganiseerd met alle praktijkvelden. Tijdens deze bijeenkomsten gaan de praktijkvelden met elkaar in gesprek en wordt er samen bepaald welke instrumenten per EPA gebruikt kunnen worden om een professional in opleiding bekwaam te verklaren in de praktijk. De behoefte om samen op te trekken is groot, dat is ook te merken aan de hoge opkomst van deze bijeenkomsten. Het is heel fijn te zien dat je mensen enthousiast kunt maken over het hele gedachtegoed en te zien dat de experts uit de praktijk in afstemming met elkaar de kaders ontwikkelen die nodig zijn voor het opleiden met EPA’s. De praktijk is nu veel meer betrokken bij het opleiden van zorgprofessionals en dat is echt de verdienste van CZO Flex Level.’
Creatie in de theorie-omgeving
Marie-Christine: ‘Deze week hadden we een sessie over interprofessioneel opleiden met wondverpleegkundigen, huisartsen in opleiding, dermatologen in opleiding, plastisch chirurgen in opleiding en verpleegkundig specialisten in opleiding. In verschillende groepen gaan zij aan de slag met casuïstiek van een patiënt met een complexe wond. Ieder kruipt dan in de rol van iemand anders en geeft advies over het wondbeleid. Dit is een mooi voorbeeld van wat je kunt creëren in een theorieomgeving. We houden ook simulatie- en scenariotrainingen. Complexe zorgsituaties worden hier gesimuleerd door acteurs en trainers. Mensen leren hier veel van. Ze krijgen feedback van de trainer en hun eigen groepsgenoten en gaan hiermee aan de slag in de praktijk.’
EPA’s
Hoe denkt Marie-Christine over EPA’s? ‘Een heel positieve verandering voor de opleidingen. De zuilvorming binnen de verpleegkundige vervolgopleidingen gaat weg. Studenten kunnen gemakkelijker doorstromen van de ene naar de andere opleiding. Ik ben heel blij met de EPA’s voor moeder & kind. Ze geven zoveel mogelijkheden voor verpleegkundigen om sneller door te stromen naar de verschillende specialisaties. Ze sluiten ook beter aan bij de verschillende doelgroepen in de diverse werkvelden. Er is helaas nog te weinig samenhang tussen de uitstroomprofielen van de verschillende opleidingen binnen de langdurige zorg. Terwijl er wel zeker overeenkomsten zijn in de specifieke zorg die binnen dit cluster wordt geboden. Hopelijk wordt dit met de evaluatie meegenomen. Dat het programma de samenwerking tussen opleidingsinstituten heeft bevorderd is ook duidelijk zichtbaar bij de landelijk gedragen theorie. Dit maakt het straks makkelijker om het theorieaanbod van de EPA’s op verschillende locaties af te nemen.’
Marie-Christine: ‘Wat ik nog wel heel graag wil benadrukken is dat verpleegkundig leiderschap hand in hand gaat met specialisaties. Op de betreffende afdelingen met die complexe casuïstiek heb je echt mensen nodig die professioneel leiderschap tonen. Dan bedoel ik bijvoorbeeld: je beredeneert de situatie en handelt proactief, je bent je bewust van je eigen talenten en beperkingen, je reflecteert op elke situatie die je tegenkomt en bent in staat tot zelfregulerend leren.
Vooruit kijken
‘In de toekomst zullen de opleiders meer in de praktijk staan. Men komt dan naar een opleidingsinstituut voor zaken die je niet op de afdeling kunt leren. Het echte opleiden gebeurt in de praktijk. Vroeger was er veel meer samenhang tussen theorie en praktijk. Nu worden leerplaatsen en opleidingsinstituten erkend. De samenhang tussen theorie en praktijk moeten we echt weer terug krijgen. Hier zie ik een belangrijke rol voor ons weggelegd om in verbinding te blijven met de diverse praktijkvelden en in een co-creatie om zorgprofessionals ‘just in time’ op te leiden voor de complexe zorgsituaties.,’ aldus Marie-Christine.
Tip
Heeft Marie-Christine een tip voor ziekenhuizen?
‘Zorg dat je klaar bent voor de nieuwe generatie zorgprofessionals en pas je onderwijsaanbod hierop aan. Kijk naar de mogelijkheden voor gepersonaliseerde leertrajecten. Biedt kennis en inzichten op verschillende manieren aan. Maak flexibele leerroutes mogelijk, eventuele combinatietrajecten voor meerdere specialisaties. Maak uitwisseling of detachering naar andere gespecialiseerde afdelingen mogelijk als hier de wens voor is. Maak optimaal gebruik van de kracht van werkplekleren. Zorg voor een veilige, lerende en dynamische werkomgeving waar zelfs de zeer ervaren professionals nog van elkaar leren.’
In een vorig portret spraken wij een lokale trainer Jaco van der Worp. Zijn vraag aan Marie-Christine is: ‘Er is bij mij nog wat onduidelijkheid over het portfolio. De student heeft eigen regie over het portfolio. Hoe geven jullie dat concreet vorm?’
Marie-Christine: ‘De inhoud en minimale criteria voor de inhoud van het portfolio zijn vastgesteld door een gezamenlijke afstemming met de praktijkvelden. Wij faciliteren het portfolio in onze digitale leeromgeving en de praktijk kan hier gebruik van maken. De zorgprofessional in opleiding is de eigenaar van het portfolio. Hij of zij geeft toegang tot het inzien van het portfolio. In afstemming met de praktijk hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij het beoordelen van het portfolio aan het einde van de opleiding. Als er in een opleiding iets niet goed gaat zullen wij altijd in samenspraak met de betrokken professional in opleiding contact opnemen met de praktijk.’
De vraag die Marie-Christine had voor student Hjalmar Keijzer is door hem beantwoord, in zijn Aan het woord.