‘Het is lastig om voor operatieassistenten doorstroommogelijkheden te creëren naar medische functies buiten het OK-complex. Maar ik vind het belangrijk en goed dat we daar in CZO Flex Level nu wel naar kijken. In dat denken laten we ons niet begrenzen door bestaande belemmeringen zoals wel of niet BIG-geregistreerd zijn.’ Aan het woord is Erika Aalbers en zij draait haar hand niet om voor een pittige klus. Als praktijkopleider OK-complex in Amsterdam UMC – locatie AMC leidt ze grote aantallen operatieassistenten op. In september startten elf studenten en straks in maart beginnen er nog eens tien. Aalbers heeft daarmee niet alleen de studenten en haar eigen drukke agenda te ‘managen’, maar ook de vaak terechte klachten over de opleidingsdruk in de operatiekamers. Toch kan het niet anders, zo stelt ze. ‘We hebben zóveel goede nieuwe operatieassistenten nodig.’
Op maat opleiden
Amsterdam UMC neemt volgens Aalbers een grote verantwoordelijkheid in het opleiden voor het werk op de OK. ‘Daarom doen we ook mee in CZO Flex Level’. De directe winst van CZO Flex Level komt voor haar eigen vak straks uit het flexibeler maken van de opleiding zelf, denkt Aalbers. ‘Omdat we die opknippen in EPA’s kunnen we op maat opleiden. Niet iedereen hoeft de opleiding in dezelfde volgorde en hetzelfde tempo te doorlopen. Dat is een uitkomst voor studenten die sneller kunnen dan het nu gaat. En daarmee is het dat ook voor de ziekenhuizen: zij beschikken sneller over nieuwe krachten.’
Drempels
Het themacluster Medisch Ondersteunde Opleidingen (MOO) is in dat programma een spreekwoordelijke vreemd eend in de bijt. Aalbers vertelt dat de ongelijkheid tussen de MOO-opleidingen enerzijds en de verpleegkundige vervolgopleidingen anderzijds drempels opwerpt. Het doorstromen van anesthesiemedewerkers of operatieassistenten naar een verpleegkundige vervolgopleiding is vooralsnog alleen mogelijk voor de kleine groep medisch ondersteuners die ook een HBO-V-diploma heeft. ‘Wij leiden beginnende beroepsprofessionals op. De vervolgopleidingen zijn er voor ervaren zorgverleners,’ licht Aalbers toe. ‘Daarnaast speelt het feit dat de reguliere opleidingen in MOO weliswaar CZO-geaccrediteerd zijn en een NLQF-6-niveau hebben, maar dat alleen de verkoeverkamerverpleegkundige een HBO-diploma heeft en een BIG-registratie.’ In de huidige groep operatieassistenten leeft de wens over te kunnen stappen naar een verpleegkundige vervolgopleiding niet zo breed, denkt Aalbers. Voor de jongere operatieassistenten en de studenten van nu is een ruimer carrièreperspectief belangrijker, zo ziet ze. ‘Toekomstige doorstroommogelijkheden helpen daarmee de huidige instroom.’
Fuik
Aalbers en anderen onderzoeken toch met welke verpleegkundige vervolgopleidingen er overlap is. Doel daarvan is dat operatieassistenten en anesthesiemedewerkers kunnen doorstromen naar een andere functie als zij weg willen uit de spreekwoordelijke fuik waarin ze nu beroepsmatig gevangen zitten. ‘We zijn als operatieassistenten heel gericht opgeleid. Als je iets anders wil, dan moet je nu een hele nieuwe opleiding gaan volgen. En dat heeft zulke grote consequenties dat velen daar niet aan beginnen.’ Aalbers is van nature optimistisch en ziet met meerdere verpleegkundige specialisaties overlap. Ze realiseert zich dat er een werkelijke doorstroom in de weg staat, maar: ‘We brengen nu mogelijkheden in beeld, en dat is positief.’
Samenspel
Voor Erika Aalbers’ eigen rol betekent flexibel opleiden geen grote verandering, zo verwacht ze. ‘De essentie van mijn werk is het begeleiden van al die verschillende studenten. Het is mooi om ze te coachen, met ze te spreken. In een jaar tijd groeien studenten van onervaren schoolverlaters naar operatieassistenten waarvan ik vaak denk ‘zie je, je kunt al heel veel’.’ Aalbers vindt het mooi als ze haar eigen enthousiasme voor het werk op de operatiekamer ziet groeien bij studenten. ‘Een operatie is een mooi samenspel tussen de arts en de operatieassistenten. Samen probeer je het beste te doen voor patiënten. Ik vond het een sport om zo mee en vooruit te denken dat ik de chirurg de instrumenten aan kon geven voordat hij of zij erom vroeg. Zeker de neurochirurgische operaties waaraan ik werkte zijn enorm inspannend voor de artsen en ik probeerde ervoor te zorgen dat die concentratie optimaal kon blijven.’